
De natuur van Texel
De natuur van Texel is bijzonder met name de natuur in het “Nationaal Park Duinen” wat het gehele duinengebied inclusief bos beslaat. Het duinlandschap is het resultaat van het eeuwenlange samenspel van bodem en klimaat, wind en water, planten en dieren en van de mens. De gezamenlijke invloeden maken het in sommige opzichten tot een uniek gebied. De belangrijkste gebieden worden hieronder beknopt besschreven. Voor meer informatie over de gebieden of staatsbosbeheer kunt u terecht bij EcoMare, centrum voor Wadden en Noordzee.
De Geul en Bollekamer
Weinig plaatsen op Texel zijn zo afwisselend als het duingebied van De Geul en Bollekamer.
Zandplaat De Hors
In het duingebied ten zuiden van Texel ligt de zandplaat De Hors. De omvang en vorm van de uitgestrekte strandvlakte wisselt sterk onder invloed van de zee. Het grootste deel van De Hors is sinds 1993 onderdeel van het Beschermd Natuurmonument De Waddenzee. Zo ongeveer om de 150 jaar loopt hier een zandbank op de kust. Nu ligt ten zuidwesten van de Hors De Razende Bol, een hoge zandplaat in het Marsdiep, die ook wel Noorderhaaks wordt genoemd. De zandplaat zal te zijner tijd met de zuidpunt van Texel verlanden. Op de strandvlakte broeden onder andere dwergsterns. De broedplaatsen van deze zeldzame zeevogels worden elk jaar afgezet voor toeristen om hun nesten te beschermen. De Hors is een van de weinige plaatsen op Texel waar nog natuurlijke duinvorming plaats vindt. Biestarwegras en zeepostelein horen bij de eerste planten die hier gaan groeien. Wanneer tussen deze planten zand blijft liggen, is duinvorming een feit. Van het zoete water dat hier vlak onder de oppervlakte zit profiteren allerlei planten, bijvoorbeeld de zeeaster.


De Horspolder
Een rondwandeling door de polders geeft een mooi overzicht va de plantenrijkdom van natte duinvalleien. Bijzonderheden als vleeskleurige orchis, moeraswespenorchis, parnassia, sierlijke vetmuur, geelhartje en ook miniatuurplantjes als dwergbloem en dwergvlas te bewonderen. Met een plantengids kunt u hier tijden zoet zijn en nog veel meer soorten ontdekken. Rond het grote duinmeer groeit een brede rietkraag. Hierin broeden vogels als de kleine karekiet, rietgors en baardmannetje. Het open water heeft door de goede waterkwaliteit een rijke begroeiing van kranswieren en fonteinkruiden. Veel watervogels zoals eenden en ganzen worden hierdoor aangetrokken.
Lepelaars
De volgende natte duinvallei die we tegenkomen is De Geul. Tot 1921 stond deze vallei in het oosten nog in verbinding met De Hors. Vanaf de uitzichtpost aan de Mokweg heeft u een schitterend zicht over de Geulplas. Eind februari keren hier de eerste lepelaars terug uit Afrika. teren. Tussen de rietkragen van de plas broeden ’s zomers meer dan honderd paar van deze witte reigerachtige vogels. Teven broeden in deze gebieden ook bruine en blauwe kiekendieven. Deze roofvogels zijn te herkennen aan hun zwevende vlucht en de omhoog gekrulde vleugelpunten.


Mokbaai
Aan de zuidoostkant van de Mokweg ligt de Mokbaai, het kweldergebied waar altijd vogels te zien zijn. Op het slik zoeken vooral tijdens de trek grote aantallen steltlopers naar voedsel, zoals rosse grutto’s, kluten, zilverplevieren en wulpen. De vogels vullen hier hun vetvoorraad aan voor de trek. In dezelfde periode zijn op de wat hoger gelegen kwelders vaak verschillende soorten ganzen en eenden te zien. ’s Zomers broeden er weidevogels als tureluurs, kieviten en scholeksters.
Ook de kwelderbegroeiing is interessant. Het zijn allemaal plantensoorten die overstroming met zeewater verdragen. Door het zoete water dat uit De Geul onder de weg door naar de Mok kwelt, is hier één van de grootste groeiplaatsen van de rode bies te vinden. Langs het pad onder aan de dijk van de Mokweg kunt u soorten als zilte zegge, zeerus, zilverschoon en aardbeiklaver aantreffen.
Bollekamer
De oude duinen, waarvan het Loodsmansduin een onderdeel is, lopen door in de Bollekamer en spelen een belangrijke rol in het gebied. De bijzondere vegetatie in de valleien van Grote- en Pompevlak profiteert van het water dat uit dit duinmassief kwelt. Het regenwater zakt door de grond naar de valleien. Onderweg neemt het kalk op, waardoor de valleien kalkrijker worden en er goede vestigingsmogelijkheden voor zeldzame planten ontstaan.


Oude Mientgronden
Het oostelijk deel van De Bollekamer hoort tot de oude Mientgronden. Natte duingebieden met heideterreinen. Op een deel van het gebied grazen Schotse Hooglanders en Exmoor pony’s. Ze helpen Staatsbosbeheer bij het terugdringen van de verruiging in de duinen. Hun geknabbel moet het landschap open houden en ervoor zorgen dat snelgroeiende planten en struiken de overige vegetatie niet overwoekeren. De natuurvriendelijke grazers eten vrijwel alles; van gras en riet tot boomschors en wilgenbosjes. Ze hebben nauwelijks verzorging nodig en blijven het hele jaar buiten. Op de heide leeft ook het zeldzame heideblauwtje. Een kleine vlinder, waarvan de rups een tijdlang in een mierennest verblijft.
Het natuurreservaat De Muy en de Slufter
De Muy is een voormalige natte duinvallei. Dit ging verloren toen men, ter bescherming van de kust, de buitenste duinenrij de vallei inschoof. Tegenwoordig vormt zandsuppletie een betere methode, Een deel van het gebied stond tot 1875 in open verbinding met de Slufter. De Slufter is Texels meest bijzondere natuurgebied. Door een gat in de buitenste duinenrij kan het water van de Noordzee over een groot oppervlak binnendringen. Eb en vloed spelen dagelijks hun rol en beïnvloeden het planten en dierenleven. Minder bekend is dat beide reservaten, De Muy en De Slufter, hun ontstaansgeschiedenis delen. Het natuurreservaat De Muy op Texel is vooral bekend geworden door de enthousiaste beschrijvingen van Jac. P. Thijsse, zijn naam is onlosmakelijk met die van Texel verbonden. In allerlei publicaties roemde hij de schoonheid van Texel. Het Verkade-album (1927) met z’n plakplaatje en afbeeldingen wad een groot succes. Tot aan zijn door in 1945 bleef Thijsse over Texel publiceren. In de boekenafdeling van de Waddenkiosk zult u zeker werken van de schrijver aantreffen. Het regelmatig binnenstromen van het zoute water in De Slufter heeft grote invloed op de flora en fauna van het gebied. De plantengroei is er aangepast aan de zoute omstandigheden. De meest bekende soort van de ‘zoutplanten’ is het lamsoor dat in juli en augustus bloeit en dan de hele vlakte paars kleurt. andere veel voor komende soorten zijn Engels gras, dat geen echt gras is en in mei -juni met ronde, roze bloemhoofdjes bloeit, en de zeekraal, klein en vetplantachtig en groeiend op slikvlaktes. De meeste van deze planten kunnen ook goed in zoete omstandigheden groeien, maar worden dan door andere soorten verdrongen. Er zijn verschillende struiken met eetbare vruchten. Zo zijn daar de zwarte bramen van de bosbraam en de dofblauwe vruchten van de over de grond kruipende dauwbraam (braambeie op z’n Texels). In september mag u overal in De Muy bramen plukken. De feloranje duindoornbessen, zitten vol vitamine C en zijn erg zuur. Duindoorns zijn er mét en zonder bessen, vrouwelijke en mannelijke struiken. Van de bessen van de vlier (fleereboom) is goed sap te maken. Producten bereid van o.a. vlierbessen en duindoorn zijn verkrijgbaar in de Waddenkiosk. Het zeewater dat De Slufter binnen komt brengt veel voedingsstoffen en allerlei klein dierlijk leven mee. En natuurlijk ook veel slib dat in rustige poelen en kreken in het gebied bezinkt. Hierdoor vindt een groot aantal vogels voedsel in het gebied. In de trektijd (maart, mei , september en november) maken veel vogels gebruik van de Slufter om te rusten of voedsel te zoeken, watervogels zoals smienten, pijlstaarten en allerlei steltlopers en plevieren. In De Muy strijken soms duizenden zangvogels neer, vooral lijsters, maar ook tjiftjaffen, zwartkoppen, rietgorzen en nog veel meer soorten. Bramen en bessen van vlier en duindoorn worden dan graag gegeten. Aan het begin van deze eeuw vestigde zich aan de rand De Muyplas een lepelaarkolonie en die is nog steeds in gebruik. Lepelaars zijn vaak aan- en afvliegend naar hun nesten te zien en foerageren soms in De Slufter. De bruine en de blauwe kiekendief, riet- en loofzangers broeden ook graag in De Muy. Ze zijn zwevend door de lucht te zien of te horen tijdens hun zang, in het voorjaar maakt u grote kans op een concert van de nachtegaal vanuit de wilgenbosjes. Weidevogels zoals kievit, grutto, tureluur en scholekster broeden hier maar ook in De Sluftervlakte. Langs de kreken van De Slufter broedt de sierlijke zwart witte kluut. Goed gecamoufleerd broedt hier ook de eidereend.


Eierland
Eierland is het noordelijkste deel van Texel. Het gebied bestaat uit twee delen: de Eierlandse duinen en de polder Eierland. De Eierlandse Duinen vormden lange tijd een apart duineilandje tussen Texel en Vlieland. Pas in de zeventiende eeuw werd Eierland via een zanddijk met Texel verbonden. In 1835 volgde de aanleg van de polder Eierland. Tegenwoordig vormen de duinen een prachtig wandelgebied met blanke toppen en vochtige valleien. Eierlandse de polder Deze polder is de grootste van Texel. Op 20 oktober 1835 werd met het aanleggen van de polder begonnen, tot die tijd lagen hier kwelders waar schapen gehouden werden. Ook de kreken die door de kwelders liepen, lagen nu in de polder. Ze vormen met hun oeverlanden tegenwoordig fraaie natuurreservaten.
Eierlandse Duinen
Een andere naam voor de Eierlandse duinen en omgeving is De Krim. De Eierlandse duinen behoren tot de oudere duinen van Texel. Ze bestaan zeker al sinds de middeleeuwen. Tot 1630 waren het losliggende duinen op een kweldervlakte. Het hoogste duin, de Lemoensberg, draagt de oude naam van lamsoor. Het is dus waarschijnlijk dat deze kwelderplant rond dit duin groeide. De later gevormde duinen zijn door kustafslag bijna volledig verdwenen. De omgeving wordt bepaald door o.a. naaldbomen, het word wel het Krimbos genoemd. De Eierlandse duinen zijn erg kalkarm. Dat is goed aan de plantengroei te zien. Een groot deel van het duin is spaarzaam begroeid met mossen en korstmossen. Daartussen vinden we vooral in het voorjaar laag blijvende grassen en bloemplantjes. Het aantal bloemen wordt sterk bepaald door de mate van regenval in het voorjaar. Kenmerkende soorten zijn duinviooltje en echt walstro. Het duinviooltje is te herkennen aan de paarse, witte en gele kleuren, waarbij het paars overheerst. Het duinviooltje vormt het voornaamste voedsel voor rupsen van de parelmoervlinders. Op Texel komen hiervan drie verschillende soorten voor. Ze zijn te herkennen aan het patroon van de parelmoervlekken op de onderkant van de vleugels. De duinparelmoervlinder is de talrijkste, de kleine parelmoervlinder, en de grote parelmoervlinder is de zeldzaamste van de drie. De Eierlandse duinen worden allang door boeren gebruikt. Ze laten er voornamelijk schapen grazen. De velduil behoort ook tot de karakteristieke broedvogels van de Eierlandse Duinen. De leefwijze van deze sierlijke vogel wijkt nogal af van die van andere uilen. De velduil jaagt namelijk overdag, bovendien broedt hij op de grond. Velduilen passen zich snel aan de hoeveelheid beschikbaar voedsel aan. In muizenrijke jaren broeden er meer uilen dan in muizenarme jaren. De noordse woelmuis vormt het hoofdvoedsel van de velduilen. Het is de talrijkste muizensoort op Texel. In Nederland behoort hij tot de bedreigde diersoorten.


De Dennen
Het recreatieve natuurbos “De Dennen” is het grootste bos op Texel, het bos is in het begin van deze eeuw aangeplant door Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer beheert overal in Nederland natuurterreinen en bossen en probeert de verschillende taken, natuurbeheer, recreatie, landschap en houtproductie zo goed mogelijk met elkaar te combineren. In De Dennen lukt dat prima. Aangeplant als productiebos is het nu een landschappelijk aantrekkelijk gebied, met veel recreatiemogelijkheden en toenemende natuur waarden.
Overige natuurgebieden
De Schorren
De Schorren is een aan de Wadkant gelegen buitendijks kweldergebied Het terrein geniet vooral bekendheid vanwegede broedkolonie van lepelaars. Voor de steltlopers en plevieren zijn de Schorren een belangrijke rust-en voedselgebied.De beste plaats om op Texel de bekende zwermen wadvogels te zoen is vanaf de dijk bij de Schorren.


De oude polder Waal en Burg
Dit gebied tussen de Koog en de Waal is zeer vogelrijk. De onbemeste weilanden worden s’winters onder water gezet.Als het niet vriest is het een ideale stek voor watervogels. Dit gebied is eveneens een laaggelegen onbemest weidegebied. Een interessant gebied voor vogelliefhebbers.Bovendien groeien hier koekoeksbloemen en orchideeën.
De Hoge Berg
De Hoge Berg vormt een deel van het oude land van Texel. Vanaf het hoogste punt heeft u een mooi uitzicht over het tuinwallenlandschap, de zee en het vaste land. Ruim 100 hectare van De Hoge Berg is in bezit van Staatsbosbeheer. Hier wordt behoud van het (gras)landschap nagestreefd, met voor een deel bloemrijk grasland.De holle weggetjes tussen de tuinwallen en het bosje het Doolhof vormen een aantrekkelijk wandelgebied.


Tuinwallen
Vroeger mocht iedereen zijn schapen vrij laten grazen, ‘overalbeweiding’, van 1 mei tot 1 augustus, was niet toegestaan en kon het land voor akkerbouw worden gebruikt. De opbrengst was echter ver onder de maat. Vanaf het eind van de 17de eeuw werd deze regeling geleidelijk afgeschaft. Afscheidingen tussen de percelen werden nu noodzakelijk. Vandaar dat door graszoden op elkaar te stapelen tuinwallen werden gemaakt. Doordat ze niet bemest worden en droog zijn, ontwikkelt zich hier een aparte begroeiing. Aan de planten die er op groeien is ongeveer te zien hoe oud een tuinwal is. Vijf jaar na aanleg zijn er planten als biggenkruid, reigersbek, duizendblad, akkerhoornbloem en hazenpootje te vinden. Na tien jaar verschijnt het beschermde grasklokje en de rolklaver. Het muizeoortje komt na twintig jaar en pas na dertig jaar verschijnen zandblauwtje, eikvaren, verfbrem en Engels gras.
Het Doolhof
Naast verschillende hakhoutbosjes ligt op de Hoge Berg een iets groter bosje, “het Doolhof” of het Bosje. Eind 1700 was Cornelis Roepel zo onder de indruk van het uitzicht dat hij een stuk grond kocht, om er een ‘lusthof voor zich en zijn familie’ te maken. Staatsbosbeheer beheert dit bosje nu zo natuurlijk mogelijk.


De Zandkuil
Naast het Doolhof ligt de Zandkuil. Deze oude zand- en leemgroeve werd als ontmoetingsplaats gebruikt op derde pinksterdag (bosjesdag). Nu is de voormalige groeve het enige insectenreservaat van Nederland. Jac. P. Thijsse was al begin 20e eeuw bijzonder enthousiast over de veelheid aan insecten die er voorkwamen. Door de ligging ten opzichte van de zon, waardoor het zand erg warm kan worden, is het een aantrekkelijk gebied voor insecten. Er komen veel soorten graafwespen en -bijen voor waaronder enkele zeldzame.